Tip: ga sporten. Niet alleen je gezondheid heeft er baat bij maar je wordt ook nog eens beter in creatief denken, volgens cognitief psycholoog Lorenza Colzato.
‘Op het moment dat mijn benen in beweging komen, komen mijn gedachten op gang.’ De 19e eeuwse filosoof Henry David Thoreau loste blokkades in zijn denken op door te gaan wandelen. Sindsdien hebben wetenschappers vastgesteld dat bewegen daadwerkelijk effect heeft op de hersenen. Drie keer per week 40 minuten wandelen in een rustig tempo kan de verbindingen tussen belangrijke hersendelen al verbeteren, zo bleek in 2010 uit een onderzoek van de Universiteit van Illinois.De onderzoekers volgden een jaar lang 65 volwassenen die voorheen amper aan lichaamsbeweging deden. Aan het einde van het jaar presteerden de proefpersonen in cognitieve testen beter. Ook in andere onderzoeken is een verband gebleken tussen bewegen en denken, maar onduidelijk bleef hoe het een het ander precies beïnvloedt. Om dit scherper te krijgen, besloot cognitief psycholoog Lorenza Colzato creatief denken te onderzoeken door het te concretiseren.
De psycholoog, werkzaam aan de Universiteit Leiden, zocht uit of regelmatig bewegen invloed heeft op de twee hoofdbestanddelen van creativiteit: divergent en convergent denken. Divergent denken is zoveel mogelijk oplossingen voor een probleem bedenken. Convergent denken moet één juiste oplossing voor een gesteld probleem opleveren. Ze publiceerde er onlangs een artikel over in het tijdschrift Frontiers in Human Neuroscience.
Colzato liet twee groepen proefpersonen denktaken uitvoeren. De ene groep bestond uit 48 mensen die minstens drie keer per week een uur lang sportten, de andere groep uit 48 mensen die minder dan eens per week sportten. Beide groepen deelnemers moesten de opdrachten uitvoeren nadat ze hadden gefietst op een hometrainer en ook een keer wanneer ze niet vlak daarvoor hadden gefietst. De eerste denktaak (waarmee divergent denken werd gemeten) was een alternate uses test, waarin deelnemers moesten noteren voor welke verschillende doeleinden je een pen kunt gebruiken. Daarna volgde een remote associates task (die mat convergent denken), waarin de proefpersonen drie woorden te zien kregen, zoals ‘tijd’, ‘haar’ en ‘uitrekken’. Vervolgens moesten ze bedenken wat het verbindend element tussen die woorden is. In dit geval zou de oplossing het woord ‘lang’ kunnen zijn.
Deelnemers aan het onderzoek die regelmatig sportten, bleken beter in staat om de remote associates task te doen dan mensen die niet regelmatig sportten. De sporters beantwoordden zes van de tien taken juist, de niet-sporters vier van de tien taken. Een belangrijke reden waarom de sporters beter presteerden is volgens Colzato oxygenatie, het proces waarbij zuurstof in het bloed komt en koolstofdioxide eruit komt, via de longen. ‘Gedurende langere tijd sporten leidt tot een toename van oxygenatie en van het glucosegehalte in de voorste hersendelen’, aldus de psycholoog. ‘Dit brengt voordelen met zich mee voor het denkvermogen, het bestuurt het werkgeheugen en houdt het up to date.’ Mogelijk speelt het ‘sporthormoon’ irisine ook een rol in het stimuleren van creativiteit.
Een groep Amerikaanse onderzoekers toonde vorig jaar bij muizen aan dat bij inspanning irisine vrijkomt in de hersenen, in de hippocampus, dat een cruciale rol speelt bij de geheugenvorming. Colzato: ‘We hebben het niet gemeten, dus ik kan er geen stellige uitspraken over doen. Maar we zullen het zeker meenemen in vervolgonderzoek’.
Oppepper
De psycholoog denkt dat fysieke inspanning de hersenen traint om flexibeler te worden in het zoeken van creatieve oplossingen. Maar dat werkt alleen als je lichaam eraan gewend is actief te zijn. Colzato: ‘Voor mensen die er niet aan gewend zijn, versterkt fysieke inspanning hun vermogen om creatief te denken niet omdat de benodigde energie al opgebruikt is tijdens het sporten.’
Sporten leidde bij niet-sporters in het onderzoek tot slechtere prestaties in de denktaken. Volgens Colzato heeft dit te maken metego depletion, een theorie die stelt dat als iemand iets heeft gedaan dat veel zelfcontrole kost, diegene daarna geen energie heeft om zich in te spannen voor een andere taak. Kortom: wie normaliter niet sport en denkt zijn creatieve denkvermogen een oppepper te geven door intensief te gaan bewegen vlak voordat hij zich buigt over een intensieve denktaak, vergist zich.
Omgekeerd gold overigens hetzelfde: rusten bleek nadelig voor de cognitieve prestaties van mensen die wel regelmatig sporten. Zij scoorden slecht op de denktaken wanneer zij zich vlak daarvoor niet fysiek hadden ingespannen. Blijkbaar zijn de positieve effecten van bewegen snel uitgewerkt. Colzato vermoedt dat mensen die veel sporten meer last hebben van het negatieve effect van inactiviteit op hun vermogen om creatief te denken dan baat bij het positieve effect dat sporten heeft. Waardoor dit komt is onduidelijk. Sporten is dus goed voor je vermogen om creatief te denken, maar alleen als je het regelmatig doet.
De deelnemers die goed scoorden in het onderzoek van Colzato sportten minstens drie keer per week een uur of langer achter elkaar, en ze deden dat al zeker twee jaar. Wie de creatieve vruchten van sporten wil plukken, moet er bovendien rekening mee houden dat het wel even duurt voordat dit kan. Colzato denkt dat minstens zes maanden sporten nodig is, omdat het wel eens zo lang zou kunnen duren voordat je lichaam gewend is aan intensief bewegen en daarna niet te moe is om zich te wijden aan denktaken. Zij leidt dit af uit haar eigen ervaring, ze schermt in haar vrije tijd. ‘Toen ik begon met schermen duurde het zeker zes maanden voordat ik alle bewegingen zonder nadenken en op een juiste manier verrichte.’
Colzato wil nader onderzoeken hoeveel tijd er daadwerkelijk nodig is om cognitief baat te hebben bij sporten én waardoor de effecten van bewegen op creatief denken precies veroorzaakt worden. Volgens haar ondersteunen de onderzoeksuitkomsten alvast het bekende idee van een gezonde geest in een gezond lichaam: ‘Regelmatig bewegen zorgt voor een cognitieve stimulans die creativiteit op een goedkope en gezonde manier bevordert.’
Bron: Wetenschap 24